‘Wij gaan dit klusje met z’n tweeën klaren’
Bartóks Sonate voor twee piano’s en slagwerk vraagt om een knappe choreografie en flexibele spelers. Danny van de Wal en Martijn Boom, slagwerkers uit ons orkest, hebben er een hele kluif aan en vertellen over hun voorbereidingen.
Bartóks Sonate voor twee piano’s en slagwerk is voor ons uitgesteld genoegen’, zegt Danny van de Wal, paukenist van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. ‘Vorig jaar zouden we het stuk al uitgevoerd hebben, met Daniil Trifonov, maar die moest op het laatste moment om gezondheidsredenen afzeggen.’ Danny neemt samen met zijn compagnon uit het orkest, slagwerker Martijn Boom, de percussiepartijen voor zijn rekening. Achter de vleugels zitten grande dame Martha Argerich en chef-dirigent Lahav Shani.
Danny: ‘Ik heb eens aan Lahav voorgesteld om de Sonate te spelen en hij was direct enthousiast. We hebben vorig jaar, vóór het telefoontje van Trifonov, al wel een repetitie gehad met alleen Lahav. Geweldig, en erg leerzaam. Ik vroeg hem op een gegeven moment: “Welke partij ga je nu spelen?” De eerste natuurlijk”, zei hij. “Maar ik pak de kern van twee er ook bij, dat is prettig voor jullie.” Dat deed hij inderdaad, het leek alsof hij ongeveer alles speelde, en ondertussen lette hij zeer precies op wat wij deden en wat hij eventueel anders wilde, waar hij opmerkingen over wilde maken. Dat noem ik next level musiceren. Wat een talent, die man!’
Martijn: ‘Wist je dat hij deze Sonate eerder echt al goed kende? Er staat op YouTube een uitvoering door Martha Argerich en Daniel Barenboim. Een nog jongere Lahav sloeg de blaadjes om bij Barenboim.’ Danny: ‘Het is echt een feest, hoor, om met twee grootheden te mogen spelen. En Argerich is 83 jaar? Ongelofelijk.’
Exacte opstelling
Het wordt spannend, omdat het niet een alledaags stuk is, vinden beide musici. Martijn, nu vier jaar in het Rotterdams Philharmonisch, pakt de partituur erbij. ‘Kijk, dit is de tekening die Bartók vóór in de partituur heeft gezet, met de exacte opstelling van de instrumenten. Hij wist precies wat hij deed en keek goed naar wat handig is en wat niet. Hij heeft ook de eerste uitvoering van de Sonate gespeeld, samen met zijn vrouw, Ditta Pásztory-Bartók. Je ziet hier de grote trom, xylofoon, bekkens, triangel, tamtam, de twee snaredrums en de pauken opgesteld, vanuit de zaal gezien achter de twee vleugels.’ Het concert vindt plaats tijdens Rush Hour, einde middag om 17.30 uur in de Grote Zaal. Eerst voeren de beide pianisten de Tweede suite van Rachmaninoff uit.
Martijn: ‘Ja, dat is nog wel een dingetje, wij kunnen niet meer bij onze instrumenten. Niet even checken of de juiste partij op de juiste lessenaar staat. Alles moet perfect klaarstaan, er staan nogal wat lessenaars… Stel, het gaat regenen en de vellen van de pauken zakken (de vellen zijn zeer gevoelig voor schommelingen in luchtvochtigheid, red.), dan moet je eerst weer stemmen. Het komt wel goed, maar de organisatie, nog voordat je één noot hebt gespeeld, is niet gering.’
Choreografie
Danny: ‘Bartóks Sonate is echt een happening, en slagwerk is altijd leuk om naar te kijken. We moeten veel doen. Ik speel voornamelijk pauken en Martijn de andere instrumenten. Maar er zijn momenten dat ik ook de snaredrum hanteer en dan moet Martijn voor mij de snaren bedienen.’ Dat heeft te maken met het resoneren van de al dan niet strak gespannen snaren onder de trommel. Bartók was daar heel precies in. ‘We moeten de choreografie strak instuderen, de handelingen volgen elkaar in rap tempo op. Martijn is zo georganiseerd, dat is heel prettig in de samenwerking.’
Martijn: ‘Weet je wat er ook nog in de partituur staat? Experience has proved that two skilled players are sufficient for the whole percussion part. Should this in some case prove difficult, a third player may be employed for the xylophone, which in this case should be placed either behind or in front of the other percussion instruments. Hij heeft duidelijk zelf ondervonden dat die mogelijkheid er moet zijn.’
Danny: ‘Wij gaan dit klusje met z’n tweeën klaren. We voelen elkaar goed aan, en werken makkelijk samen. Als je week in, week uit concerten speelt, raak je enorm goed op elkaar ingespeeld, dat werpt bij zo’n uniek stuk kamermuziek zijn vruchten af. Het leuke is ook dat de muziek in de aanloop naar ons concert met Lahav en Martha Argerich tot leven komt. Je ziet elkaar vaak, je hebt het erover, neemt dingen door, nog los van het echte repeteren. ‘Ik heb de sonate eerder uitgevoerd, dat is nu iets van vijfentwintig jaar geleden, ik zat toen net in het orkest. Ik weet nog dat ik het een enorme klus vond, hoe ging ik dit voor elkaar krijgen? Het omslaan van de bladzijden was al heel wat, moest ik dat ook nog doen? Nu denk ik: tijd genoeg daarvoor! Ik blader door mijn partij ‘ We zijn aanvullend, maar zonder slagwerk zou dit stuk wel saai zijn’ Martijn Boom en zie direct: dit ga ik zus doen dat pak ik zo aan.’
Energie
Voor Martijn Boom is de driedelige Sonate nieuw maar het stuk heeft hem altijd gegrepen als hij ernaar luisterde: de energie die ervan uitgaat, de enorme hoeveelheid klankkleuren die je zo goed mogelijk over het voetlicht moet brengen.
Martijn: ‘De verschillen in sfeer zijn interessant, alleen al tussen het duistere tweede deel en het snelle en vrolijke derde. Je kunt spelen met hoe scherp je de verschillen aanzet. Ik ben de hele tijd aan het goochelen met stokken, voor ieder instrument gebruik ik andere exemplaren: lichter, zwaarder, een ander bolletje aan het uiteinde. Op het podium heb ik verschillende stokkenbakjes staan. Bartók heeft alles uitgedacht, welke stok waarvoor en waarom. Een grappig effect is dat ik op een keer de triangel bespeel met een snaredrumstok in plaats van het triangelstaafje, exact zo voorgeschreven.’
Danny: ‘Het moment waarop ik snaredrum speel, doe ik dat met de achterkant van mijn paukenstokken. Er moet soms te snel gewisseld worden om het bijpassende materiaal te kunnen gebruiken. Je moet wel praktisch blijven.’
Pure kamermuziek
Het werk, geschreven in 1937, een late compositie van de Hongaar, noemen de spelers op-en-top Bartók.
Danny: ‘Grappig trouwens dat dit toen moderne muziek was, nu is het voor ons een klassiek repertoirestuk. Het ritmische, de compacte schrijfwijze, de geluidseffecten, geen noot te veel, allemaal heel typerend voor Bartók.’
Martijn: ‘Bartók schrijft altijd al fantastisch voor slagwerk, en hier pakt hij helemaal uit.’
Danny: ‘Dit is pure kamermuziek in een intieme setting, en toch is het ensemblespel heel lastig. Onze opdracht is om alles goed hoorbaar te maken, helder te spelen. De pianisten gaan los, ritmisch is het voor hen ingewikkeld om alles samen te krijgen, vooral in het eerste deel.’
Martijn: ‘De piano’s worden trouwens ook vaak ritmisch bespeeld, vooral aan het begin van deel drie. De xylofoon speelt de melodie eroverheen. Meestal is het in de klassieke muziek andersom: het slagwerk staat voor het vasthouden van het ritme, de piano is het melodische instrument. Wij moeten ons voornamelijk aanpassen aan de piano’s. Zij hebben een belachelijk moeilijke partij, en moeten samen als één instrument klinken. De melodie gaat vaak van de ene piano over in de andere. Als zij dat allemaal goed voor elkaar hebben, kunnen wij invoegen.’
Danny: ‘Nou ja, de titel van het stuk zegt het al, de volgorde: Sonate voor twee piano’s en slagwerk. Wij zijn aanvullend.’
‘Ja,’ zegt Martijn, ‘maar zonder slagwerk zou dit stuk wel saai zijn.’ Hij lacht: ‘We zijn onmisbaar!’
Tekst: Frederike Berntsen Foto: Sanne Donders
Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2024-25 nr. 3.