Tournee Japan 2025: dag 3

Mijn wekker schreeuwt me wakker, maar m’n jetlag is me al voor. Die is al een uur of twee wakker, hangt verveeld in m’n hersenpan, en fluit een wijsje terwijl ik probeer te bedenken in welk continent ik me bevind. Vandaag is het eerste concert met het volledige orkest, dus ik spring vol halfbewust enthousiasme uit bed. Tijdens het tandenpoetsen probeer ik tegelijk m’n schoenen aan te trekken en m’n tas te zoeken. Jetlag, enthousiasme en motorische coördinatie vormen een matige combinatie.
Maar hé, ik ben wakker! En klaar om Sanne te ontmoeten voor het ontbijt, of… lunch? Brunch? Geen idee. Mijn lichaam denkt in ieder geval dat het 03.00 uur is en vraagt zich af waarom ik rijst wil eten met stokjes.
Terwijl we koffie drinken, praten we over onze planning van de dag. Vandaag is het zover: het eerste concert van deze tour, in Symphony Hall Osaka. Op het programma: Wagenaar, Prokofjev en Dvořák. En voor het eerst spelen we samen met pianist Bruce Liu. Nadat we de jetlag hebben gesust met wat koffie en de plannen zijn doorgelopen is het tijd om op de bus te stappen.
In de bus naar de zaal zit ik naast contrabassist Arjen Leendertz. Ik vraag hem wat een tournee bijzonder maakt voor een orkest. Hij denkt even na en zegt dan: “Je deelt niet alleen het podium, maar ook de reis, de hotels, de spanning van een nieuw publiek en nieuwe akoestieken. Juist die gedeelde belevenissen smeden een sterkere onderlinge band.”
Ik kijk rond in de bus. Een violist doezelt met zijn hoofd tegen het raam. Iemand anders laat een filmpje van zijn kat zien aan de collega naast zich. Er wordt zachtjes gelachen, gedeeld, gezwegen. Het voelt intiem, vertrouwd, alsof het orkest een grote familie is, alleen dan met strijkstokken en jetlag.
Eenmaal aangekomen in Symphony Hall slaat de sfeer om. De zaal is imposant, met hoge houten wanden en een perfecte akoestiek. Terwijl het orkest zich installeert, loop ik kort over het podium. Ik vraag links en rechts hoe iedereen zich voelt. De meeste reacties variëren van “moe” tot “nog íets moeër”. Sommigen zijn de jetlag al te boven, anderen voelen ’m juist vandaag inslaan. En dat is niet zo gek: er is maar één repetitie, van 10.00 tot 13.00 uur waarna direct de deuren opengaan voor het publiek. Strak schema, weinig ruimte. Maar ondanks alles: veel enthousiasme. Er wordt gelachen, selfies gemaakt, even snel een collega opgezocht voor een knuffel of grap.



Tussendoor hoor ik backstage mensen fluisteren over “een lief briefje op het toilet”. Nieuwsgierig ga ik kijken. En ja, daar, voor een roos in een vaas, staat een handgeschreven boodschap van Japan Arts, onze Japanse partner. “We heten jullie opnieuw van harte welkom,” staat er. Een klein gebaar dat voelt als een warme omhelzing midden in de hectiek. Japan Arts speelt een sleutelrol in deze tournee; zonder hun inzet zouden we hier niet staan!

Dan, wanneer Lahav Shani en Bruce Liu het podium opkomen, verandert de sfeer. Alsof iemand het licht dimt en de concentratie aanzet. Ineens is alles gefocust. De eerste klanken van Prokofjev vullen de zaal en plots ben ik niet meer op een podium vol mensen, maar in een wereld van muziek.

Na de generale repetitie is het direct tijd om van het podium te vertrekken omdat de deuren voor het publiek openen. De spanning stijgt, de bladmuziek klappert, en de jetlag… die kijkt tevreden toe vanaf de coulissen, nippend aan een kopje groene thee. Want ja, één repetitie van drie uur, direct gevolgd door een concert? Een uitdaging. Maar precies zo’n uitdaging waar dit orkest van opleeft.
Wanneer het orkest het podium opgaat, en het concert begint, is het voor Sanne en mij tijd om achter onze schermpjes te kruipen. We installeren ons backstage met een laptop, een harddrive en een halfopgeladen camera-accu, klaar om het geschoten beeld van de dag te bewerken tot een verhaal. Af en toe gluren we door het kleine raampje in de coulissen. De muziek is overal te horen dankzij speakers zie zelfs in het toilet hangen. En op de een of andere manier klinkt het zelfs daar betoverend. Terwijl ik op mijn toetsenbord tik en opnieuw begin aan een zin die niet werkt, dwalen mijn gedachten af. Zou ik dit ooit beu kunnen worden? Acht keer hetzelfde programma… misschien. Maar vandaag nog niet.
Na afloop zie ik blije gezichten het podium verlaten. In een wirwar van instrumentkoffers, kledingzakken en snelle handen wordt er afgebouwd. Iedereen weet: binnen 10 minuten moet het podium leeg zijn. De instrumenten worden meegegeven aan het transportteam voor de reis naar Nagoya. Snel omkleden, en de bus in!
In de bus wordt het concert enthousiast nabesproken, tenminste, op de stoelen waar mensen nog wakker zijn. Achterin de bus is het stil: daar zijn de eerste slachtoffers van de post-applaus-crash. Jetlag wint daar alsnog, zachtjes snurkend.
Terug in het hotel besluiten Sanne en ik nog iets van de dag te maken. We gaan allebei eerst naar onze kamers om beelden van het concert te editen en om het interview terug te kijken dat we eerder op de dag met Bruce Liu hielden. Bruce blijkt niet alleen een briljant pianist, maar ook een bijzonder vriendelijke en bescheiden jongeman. De video is nog in montage, maar één ding staat al vast: hij heeft indruk gemaakt!
Tegen zonsondergang spreken we af bij de lobby. We besluiten naar Osaka Castle Park te gaan, een van de bekendste plekken van de stad. Het park is een groene oase, met vijvers, kersenbomen en uitzichten op het indrukwekkende Osaka Castle. Ooit gebouwd in de 16e eeuw door de legendarische krijgsheer Toyotomi Hideyoshi als symbool van een verenigd Japan.


Na een wandeling door het park gaan we op zoek naar eten. Google Maps stuurt ons een steegje in. Het is donker, stil, en lijkt meer op iemands achtertuin dan op een straat met een restaurant. We twijfelen in stilte, maar lopen toch verder, tot ineens een stem roept:
“Hey! De ingang is hier!”
De geur van kruidige gerechten komt ons tegemoet als we de kleine Afrikaanse eetplek binnenstappen. Mijn maag is het er nog niet helemaal mee eens (“Is dit nu ontbijt of diner?”), maar mijn neus overtuigt hem snel. Jetlag of niet: dit ruikt te lekker om te negeren.
We worden naar binnen geleid in wat lijkt op een klein hutje. Een gitarist speelt live-muziek, kinderen dansen tussen de tafels, en overal hangen stickers op de muur. We raken aan de praat met een vriendelijke ober en vertellen dat we bij een orkest horen. Hij is enthousiast en zegt dat hij het jammer vindt dat we niet nóg een concert in Osaka spelen. Om ervoor te zorgen dat deze man ons niet zal vergeten, de volgende keer als we in Osaka zijn, plak ik een sticker van het orkest op de bar. En zo zijn we nu, ergens in een verborgen Afrikaans restaurant in Japan, vereeuwigd op een plek waar niemand ons verwacht.

Na het diner manoeuvreren we ons een weg terug naar het hotel, met dank aan Sanne haar reisinstinct en Google Maps die deze keer wél het juiste steegje wist te vinden. Moe maar voldaan schuiven we de draaideur door, waar in de hotellobby nog verrassend veel orkestleden wakker blijken te zijn. De jetlag heeft duidelijk haar klauwen in de groep gezet. Rode ogen staan wijd open, er wordt hevig gefilosofeerd op de banken in de hotel lobby en iemand stelt voor om bij de 7/11 een midnight snack te halen. “om te voorkomen dat we straks honger hebben.”
Als we vertellen dat we vanavond geen sushi of ramen, maar Afrikaanse curry op hebben, worden we vriendelijk uitgelachen. “Jullie zijn dus letterlijk naar de andere kant van de wereld gereisd om ergens anders weer de verkeerde kant op te eten?” zegt iemand grijnzend. We lachen mee, stappen in de lift en zinken langzaam omhoog, richting onze kamers.
Dag drie was een succes. En hoewel de jetlag bij sommigen genadeloos toeslaat, heeft hij de getalenteerde musici op het podium in elk geval nog niet te pakken gekregen. Dat moment bewaren we voor overmorgen. Of de dag daarna. Of de achtste keer Dvořák.
Tekst: Maxime de Bruin.