Roderick Cox: portret van een game changer

De levensloop van topdirigent Roderick Cox, 36 jaar geleden geboren in het diepe zuiden van de VS, zou stof kunnen zijn voor een meeslepende roman. In de kerk zat hij naast Little Richard. Gospelzang trof hem in het hart. De soullegende Otis Redding betaalde postuum mee aan zijn klassieke scholing. In de Doelen dirigeert hij Grieg, Richard Strauss en de Negro Folk Symphony van William Dawson, een tot voor kort vergeten componist.
Even gevarieerd als Cox’ dirigentenrepertoire is zijn outfit. De ene keer ziet men hem in een donker violet kostuum. Dan weer steekt hij zijn 193 centimeter lange gestalte in strakblauw of een geraffineerd ton sur ton van zwart en antraciet. Verschijnt Cox in rok, dan zal de strik soms wit zijn, soms zwart, maar altijd het sluitstuk bij een kraag van perfecte pasvorm. Cox’ omgeving noemt hem bescheiden. Studieus. Toch had de Franse pers het meteen over zijn zijden pochet, toen de Opéra van Montpellier hem vorig jaar presenteerde als muzikaal directeur. Verslaggevers taxeerden ook zijn schoenmaat. ‘Un bon 48’, noteerde de krant Le Midi Libre. Alsof het over een Amerikaanse basketballer ging. Inderdaad heeft Cox, alleen al door zijn bovengemiddelde spanwijdte, wel iets weg van de sportlegende Kobe Bryant, al zal die nooit een ‘duizelingwekkende Rigoletto’ dirigeren. Dat deed Cox bij zijn Europese operadebuut, anno 2021 in Montpellier. ‘Hij benam ons toen al de adem,’ aldus de operadirectie, ‘door zijn grande finesse, zijn grande musicalité, zijn grande force.’
Romeinse generaal
Over ‘force’ gesproken: bij het Amerikaanse Philadelphia Orchestra – waar eredirigent Nézet-Séguin de scepter zwaait – nam Cox onlangs weer een gastdirectie voor zijn rekening. Nieuwe ronde in een voor Roderick Cox steeds sneller draaiende carrousel van gastoptredens bij orkesten uit de wereldtop. Een verslaggever ontwaarde een ‘Romeinse generaal’. Dat was Roderick Cox, die in Saint-Saëns’ Symfonie nr 3 met orgel ‘ontzagwekkende krachten’ zou hebben ontketend. Maar dat het Cox niet zozeer om machtsvertoon gaat, was al opgemerkt bij het Boston Symphony Orchestra, toen Cox daar debuteerde met Mendelssohns Schotse symfonie. Over ‘finesse’ gesproken: Cox ‘showed his finesse,’ recenseerde de Boston Globe, ‘met ongedwongen pianissimo’s vol niet-aflatende energie; duidelijk is dat intensiteit voor hem niet hetzelfde is als volume.
’Dan het muzikale in Cox: bij de Staatskapelle Dresden hoorde Neue Musikalische Blätter een heerlijke Brahms die ‘volledig in balans’ was. Over naar Londen, waar The Observer bij de English National Opera naar Rossini’s Barbier luisterde – gebracht met een ‘volkomen natuurlijk begrip voor de muzikale voortgang’. Spoelen we terug naar het Amerikaanse Minnesota anno 2017, dan zien we (onder andere) een gast-comeback van de Nederlandse veteraan Edo de Waart, en het debuut van een jonge associate conductor. Deze nieuwe ‘tweede dirigent’ in Minneapolis was de toen 28-jarige Cox. En dit debuut viel ook al niet tegen. In een eindejaars-terugblik rekende de Star Tribune De Waarts Elgar-uitvoeringen en Cox’ ‘vurige, take-no-prioners interpretatie’ van Tsjaikovski’s Vierde symfonie tot het beste wat in Minnesota 2017 te horen was. Cox zelf hanteert graag de vuistregel dat in de muziek de dingen toch altijd beter kunnen. ‘Altijd zal er iets zijn waar je aan kunt werken’, vertrouwde hij een verslaggever toe in een van zijn zeldzame kranteninterviews, afgenomen door een lokaal dagblad in zijn geboorteplaats Macon.
Hulp van de Reddings
Cox’ wieg stond dus in Macon, Georgia. Een plaats die zich makkelijker laat associëren met rock- en soullegenden dan met de erfenis van Beethoven, Bartók en Ligeti. Cox’ moeder knokte er voor de toekomst van twee zoontjes. Ze was alleenstaand en werkte overdag en ’s avonds. Wat haar sterk hield, was zingen in het koor van de baptisten – waar ook Richard Wayne Penniman,grijs maar nog altijd bekend als Little Richard, tot de gemeente behoorde. Moeders gospelzang leverde Roderick de eerste muzikale indrukken. Later zong hij zelf mee. ‘Haar wil om niet te buigen voor tegenspoed is me altijd blijven inspireren, ook als musicus’, zegt Cox over zijn moeder in Conducting Life, een korte documentaire over Cox. Hij vertelt hoe zijn moeder hem ’s nachts de straten op stuurde om te kijken hoe het er voorstond met zijn alcoholistische vader. Het keyboard dat Roderick van zijn moeder had gekregen werd beleend als het huishoudgeld op was. Vrolijker ging het eraan toe wanneer Roderick een plaat opzette en zijn verzameling actiepoppen dirigeerde als ‘gospelkoor’. Maar op musiceren leek het pas toen hij de snaredrum mocht slaan in het muziekkorps van zijn middelbare school.
Het stond allemaal nog ver af van Tsjaikovski dirigeren. Maar daar ging het Roderick ook niet om, hij wilde muziekleraar worden. Dat stipje aan de horizon kwam in zicht toen de ‘Boys and Girls Club of Central Georgia’ hem in contact bracht met Zelma Redding. Zij was de weduwe van Otis Redding, de onvergetelijke soulzanger die in 1967 om het leven kwam, drie dagen nadat hij het nummer had opgenomen dat postuum zijn grootste hit zou worden. (Sittin’ on) The Dock of The Bay. Nog steeds draagt het bij aan het fonds dat Otis’ nabestaanden lang geleden in het leven hebben geroepen ter ondersteuning van onbemiddelde kinderen met talent. Het begon wat Roderick betreft met de aanschaf van een hoorn. Die leek hem aantrekkelijker dan de trommel, omdat je dan ‘in’ de groep zat en niet erachter. De Reddings in Macon kwamen Cox ook daarna nog op verschillende momenten te hulp. Roderick schreef zich achtereenvolgens in bij universiteiten in Georgia en Illinois. Daar werden zijn muzikale leiderschapsvermogens ontdekt en aangejaagd. Voor deelname aan befaamde dirigentenzomercursussen in Aspen (Colorado) en Interlochen (Michigan) hoefde hij vervolgens weinig moeite te doen.
‘Zwart zijn’
Minder dan twee procent van alle musici in de verzamelde Amerikaanse symfonieorkesten is van Afro-Amerikaanse afkomst. Nog veel zeldzamer in klassieke sferen is het fenomeen zwarte dirigent. Bij de cursus in Colorado, waar Cox in 2013 experts als Robert Spano verblufte, was het al niet anders. ‘Je kijkt om je heen en al gauw zie je dat je de enige bent in de zaal. Dan kun je je eenzaam voelen’, zei Cox, toen een krant in Minnesota hem later wat schoorvoetend over ‘zwart zijn’ ondervroeg. Cox was toen al assistent-dirigent in Minneapolis. Niet te verwarren met associate conductor, dat kwam nog. Als assistent word je eropuit gestuurd voor jeugdconcerten en openluchtconcerten. Je staat klaar als repetitor en invaller, en ondertussen word je geobserveerd door orkestleden en directie. Voor Cox was Minneapolis een excellente springplank. Zijn besognes met het orkest in buitenwijken en parken begonnen met een familieconcert, featuring de vrolijke country-gebroeders Okee Dokee. Ze eindigden in december 2016 met weer een andere surprise, toen Cox een ‘Spirit of the Season’-concert van het orkest afsloot met hulp van een 90-koppig, recht uit het hart zingend kerkkoor uit de zwarte gemeenschap.
Hallelujah! Het nummer uit Händels Messiah sorteerde een schokeffect. ‘Rauwe, urgente koorzang, opdeinend tegen rigoureuze beats van het orkest’ (schreef de Star Tribune). Plots was er een ongehoorde sound: Händel-gospel! Authentiek als nooit tevoren. De orkestleiding noemde Cox een game changer, doelend op een oud, moeizaam streven naar meer diversiteit in het publiek. Dat de energieke Cox met zijn neus voor ritmische profilering en klankschakering promotie ging maken naar de baan van associate conductor, wist iedereen al. Dat hij zich nationwide in de kijker zou dirigeren en de Georg Solti Conducting Award zou krijgen, dé prijs in Amerika voor dirigenten onder de 35, viel ook wel te verwachten. Hij kreeg hem al in 2018.
Dat Cox de vleugels mee zou uitslaan en in Berlijn zou gaan wonen? Van zoiets kijken ze in Amerika niet op. Maar dat Cox ook een eigen fonds zou oprichten voor muzikale kinderen uit kansarme gezinnen – The Roderick Cox Music Initiative, een spiegel van zijn eigen levensloop, actief sinds 2019 – dat heeft geen collega van zijn generatie hem ooit voorgedaan.
Tekst: Roland de Beer Foto: Susie Knoll
Dit artikel verscheen eerder in Intrada, februari-maart 2025 nr. 1.