Interview Lotte van Dijck
Ze bewerkte al eerder de teksten van Peer Gynt, Doornroosje en Babar en het dierencarnaval. Dit seizoen nam zij Stravinsky’s Vuurvogel onder handen. Schrijver, illustrator en muziekdocent Lotte van Dijck: ‘Die klatergouden lach. Wordt dat een kleine trompet, slagwerk met belletjes of een fluit met hoge tonen?’
Tekst: Jolanda van der Ploeg Beeld: Lotte van Dijck
Ze wilde helemaal niet naar het conservatorium omdat haar moeder, muziekdocent en koordirigent, en haar vader, werkzaam als pianoleraar en componist, dat óók al hadden gedaan. Maar ja, het liep zo. Lotte van Dijck (Roosendaal, 1979), deed schoolmuziek aan het conservatorium in Amsterdam. Daarna volgde ze de leergang toneel en poëzie aan de Schrijversvakschool, wat onder andere resulteerde in het kinderboek Kom je verdwalen, met gedichten en fototekeningen.
Ze noemt zichzelf een ‘maker.’ ‘Ik kan niet kiezen tussen woord, beeld en muziek, het liefst zie ik al die disciplines samenkomen. En of het nou een voorstelling of een liedje is: ik wil graag dat het voor iedereen zou kunnen zijn.’ Daarom houdt Lotte zo van het leeftijdloze karakter van familievoorstellingen. ‘Die ervaar je heerlijk samen: een kind met zijn ouders, opa en oma of oppas. Toch zullen er dingen zijn die de jongsten niet meekrijgen, maar de oudsten wel en omgekeerd. Dan verras je elkaar daarmee en leer je elkaar beter kennen.’
De dertien maagden
Via Katinka Reinders, programmamanager educatie, kwam ze bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest terecht. Ze werkte mee aan de serie Muzikale verhalen, en maakte later tekstbewerkingen van Peer Gynt (2018), Doornroosje (2018) en Babar en het dierencarnaval (2020). Die laatste twee heeft ze gemaakt met de Zwitserse videokunstenares Camille Scherrer. ‘Ik had haar werk ooit in een museum gezien: je bladert door een boek en ziet op een scherm je handen door het boek bladeren terwijl er van alles uit het boek komt. Pure magie, die beeldtaal blies me omver. Ze is ook muzikaal, ze woont op een berg in Zwitserland en speelt geloof ik op zo’n enorme hoorn. Ze gaat nu gelukkig ook De vuurvogel doen.’
Lotte laat Camille helemaal vrij in het verbeelden van de vuurvogel, maar houdt wel rekening met haar beeldtaal. ‘In het oorspronkelijke verhaal weet Prins Ivan dertien maagden te bevrijden van de boze tovenaar. Maar maagden: hoe leg je dat uit aan jong publiek?
Toen dacht ik aan de beeldtaal van Camille, met vogels, bloemen en planten. Ik dacht: als ik er nou dertien vogels van maak en het helemaal op het vogelthema houd? Het thema is uiteindelijk het verlangen naar vrijheid. Dat past precies.’
Muzikaal vlechtwerk
Lotte maakt voor ze begint met schrijven een soort muzikaal schilderspalet. ‘Achter elk muziekstuk noteer ik de sfeer: mysterieus of romantisch, en die geef ik een bijpassende kleur. Als ik aan het eind van het schrijfproces een regenboog zie, vind ik dat fijner dan te veel van één kleur zien en horen. Een voorstelling maken is wezenlijk iets anders dan zomaar een verhaal vertellen. Je moet zorgen dat het publiek aldoor wordt meegenomen, door wat het hoort, wat het ziet, of beide. En grip houden op het hele proces.’
Haar conservatoriumachtergrond komt haar goed van pas. ‘Ik denk vanuit de muziek. Ik weet wat je de musici kan vragen en wat je wel of niet met een instrument kan doen. De vuurvogel moet op een gegeven moment lachen en dat klinkt als klatergoud. Welk instrument is daar geschikt voor? Een kleine trompet met demper, slagwerk met belletjes, of een fluit met hoge tonen? En dat overleggen we dan. Ik wil dat de kinderen ervaren dat een orkest bestaat uit musici die los van elkaar een eigen geluid hebben.’
Voor deze voorstelling overlegt ze ook met de dirigent, Adam Hickox. ‘Bijvoorbeeld omdat ik tekst en muziek liever verweef dan dat ik stiltes laat vallen. Dan vraag ik of hij een toon of akkoord langer wil laten klinken. Ik houd zelf niet van muziek-praatje-muziek. Maar wanneer kan een acteur door de muziek heen praten? Dat is een gevoelig punt voor musici, begrijpelijk, al ontkom je er soms niet aan. Overigens zijn er bij Stravinsky nogal wat orkestrale passages waar je als acteur niet overheen kan vanwege het volume. En bij een heel traag decrescendo wacht ik niet tot de afloop, dan is het spannender als een acteur al iets doet of vertelt. Ik probeer er steeds een mooi vlechtwerk van te maken.’
Steeds leuker
Lotte verheugt zich zeer op de slot-hymne van De vuurvogel. ‘Dat vind ik misschien wel een van de allermooiste klassieke muziekstukken. De vogel is vrij, kan gaan waar hij wil en de muziek heeft geen woorden meer nodig. Zeker met die beeldtaal van Camille erbij. Daar hoef ik niets meer aan toe te voegen.’
Ze heeft zelf ook een rol gespeeld in Peer Gynt. ‘Vanuit de vuurtoren keek ik als Solveig uit over het orkest en de zaal. Ik schoot vol toen ik zag dat de musici ook werden geraakt door dat blije, enthousiaste publiek. Die doelgroep is zo eerlijk: dat contact over en weer is zo belangrijk. Ik heb het gevoel dat er nog veel te groeien, ontwikkelen en te ontdekken valt door en met orkestmusici binnen projecten voor jong publiek. Het kan zowel de spelers als hun toekomstige luisteraars zoveel brengen, die ontmoetingen in de vorm van voorstellingen of educatieve projecten. Ik heb onlangs meegemaakt dat een orkestmusicus naar me toekwam en zei dat hij meer had genoten van de concerten voor kinderen uit het speciaal onderwijs dan van de concerten in het buitenland. Omdat hij, net als zijn collega’s, voelde dat ze van wezenlijk belang waren geweest.’
Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2022-23 nr. 1.