Interview Jan Willem de Vriend
Zeg Die Schöpfung en dirigent Jan Willem de Vriend begint vol enthousiasme aan een verhaal waar je niet meer tussen komt. In de dagen voor kerst neemt hij dit meesterwerk voor zijn rekening met ons orkest. 'Haydn is altijd zo fris alsof je als een kind naar de wereld kijkt.'
Tekst: Frederike Berntsen Foto: Marcel van den Broek
‘Het laatste concert waarbij Haydn in het publiek aanwezig was, betrof een uitvoering van zijn Schöpfung. Hij werd thuis opgehaald en kreeg een ereplaats in de zaal. Schubert speelde mee in het orkest als altviolist, hij was een tiener. Salieri, die het concert had georganiseerd, zat achter het hammerklavier. Na de introductie begon het al, men vond het zo mooi dat je hoorde: “Bravo, maestro!” Iedereen klapte. Und Gott sprach: Es werde Licht! Und es ward Licht. Het publiek ging uit z’n dak en gaf een staande ovatie. En zo ging het maar door. De beroemde hobosolo, applaus voor de componist.
‘Er werd blijkbaar ontzettend goed gespeeld, en men wist de muziek op waarde te schatten. Een concert was in die tijd een levendig iets, men kon ongeremd enthousiast zijn. De luisteraars kenden de muziek, die was vaker uitgevoerd, en op zo’n hobosolo werd echt gewacht, hoe zou die gaan? Hoe werd er gezongen? Niet de musici werden geprezen, alle egards gingen naar de componist zelf.
‘In de pauze was Haydn verdwenen. Onrust in het orkest, de componist was weg. Een aantal spelers ging na afloop naar hem toe, ze klopten op de deur: “Maar maestro, het concert was een enorm succes, de beste musici speelden mee, het publiek was vol bewondering.” Haydn schijnt gezegd te hebben: “Ja, maar het was te veel eer voor mij, je moet God bedanken, die mij het talent heeft gegeven.”
‘Hoe vind je dat? Dit soort informatie geeft mij inzicht in veel, in hoe er in die tijd geluisterd werd, in hoe zo’n componist in elkaar stak. Dat neem ik allemaal mee in mijn studie voor dit werk.
‘Die Schöpfung, gebaseerd op Bijbelteksten en het gedicht Paradise Lost van John Milton, was theologisch gezien een belangrijk werk. Haydn gaf zijn standpunt weer in de discussie die gaande was: zijn wij als mens superieur, mogen wij gebruik maken van de natuur, of zijn wij onderdeel van Gods schepping en zijn wij daarin allen gelijk? In Die Schöpfung komt tot uiting dat we gelijk zijn aan elkaar. Zo’n werk was niet alleen heel goede muziek, maar in die tijd ook actueel.
‘Haydn was in Londen op bezoek bij een van de hoboïsten van het orkest, een fervent astronoom, die een telescoop bezat. Hij zei tegen Haydn: “Kom een keer naar de sterren kijken.” En zo geschiedde. Voor het eerst zag de componist het heelal van dichtbij, een vallende ster. Haydn is neergeploft in een stoel en is minutenlang stil geweest. Hij verwerkte heel direct wat hij meemaakte in zijn muziek. De ouverture van Die Schöpfung is als een telescoop die kan draaien, de vallende sterren zoeven voorbij in de muziek.
Te veel om op te noemen
‘Op mijn zeventiende ging ik in Amsterdam wonen. Ik volgde vioolles bij Davina van Wely en via haar maakte ik kennis met kwartetspelen. Natuurlijk stonden Haydns strijkkwartetten op de lessenaar. Met een aantal vrienden huurden we eens een huisje in Italië. Doel: alle kwartetten van Haydn spelen, gewoon voor onszelf. Je moet ze een keer allemaal gespeeld hebben. We haalden de eindstreep niet, maar ik heb er enorm veel van geleerd. Ook door erover te praten. Die maat, zo geniaal, en dat grappige deel. De langzame delen in die kwartetten zijn groots, ze kennen een enorme diepgang en treurigheid. Je wordt er zo droevig van dat je blij bent als er een menuet volgt, dan kun je weer lachen. De stemmen die met elkaar praten in zijn kwartetten, dat zet hij door in al zijn werk. Die dialoog spreekt enorm tot de verbeelding. Haydn is te veel om op te noemen, Haydn is geweldig. Hij is de uitvinder van de sonatevorm, van het strijkkwartet, het pianotrio, de symfonie, het orkest.
‘De grootste uitdaging voor een uitvoering is voor mij telkens opnieuw het onderzoek, alles wat ik kan vinden over de muziek, de componist. Hoe moet je de muziek uitvoeren? Stel dat opnieuw de mensen van toen in de zaal zouden zitten, waarom moesten ze lachen en huilen, waarover waren ze zo enthousiast aan het einde van de achttiende eeuw? Waarom speelt de hobo dit en de fluit dat, wat is het verschil tussen die instrumenten dat de een per se dit lijntje moest krijgen en de fluit dat lijntje? Daar moet je als dirigent een verhaal bij hebben, je moet snappen waarom deze keuzes zijn gemaakt. Ik heb nog lang niet op alles antwoord. En dat is het leuke van geniale muziek, je blijft je iedere dag weer verbazen. Ik heb Die Schöpfung eerder gedirigeerd, maar telkens bestudeer ik het stuk opnieuw, vind ik nieuwe informatie, lees ik over de achtergronden, de tijd waarin het gecomponeerd werd.
Open van geest
‘Een collega zei laatst tegen me: “Jij bent eigenlijk nooit verder gekomen, hè.” Waarop ik antwoordde dat ik heus weleens Bruckner en Mahler heb gedirigeerd, naast de Weense klassieken. Maar het is waar, ik ben altijd met Haydn bezig, en met Beethoven. Er zijn 104 Haydn-symfonieën, ik bén ook nog lang niet klaar. En ik ben er ook altijd weer bang voor, bang dat ik in uitvoeringen geen recht doe aan de componist. Als het maar lukt. Als ik het maar voor elkaar kan krijgen wat de componist wil. Voor de eerste repetitie word ik standaard om vijf uur ’s nachts wakker van de zenuwen. Waarom heb ik dit vak gekozen, waarom doe ik dit? Dan kan ik niet ontbijten, ik kan niets. Op de repetitie blijken de dingen dan toch op hun plaats te vallen, de intensieve voorbereiding is niet voor niets geweest.
‘Bij een concert stap je zelfverzekerd het podium op, je hoopt te weten: zo gaan we het doen, zo gaat het lukken. Zeker met een orkest als het Rotterdams Philharmonisch, er kán niets misgaan. In het Rotterdams Philharmonisch zitten muzikanten, mensen die écht muziek willen maken, open van geest zijn, een luxe. En toch, altijd stap je, ik, gedesillusioneerd de bok af, niet omdat het orkest niet geweldig gespeeld zou hebben, maar omdat ik niet tevreden ben over mezelf, dingen niet voor elkaar heb gekregen. Ik weet nog niet genoeg over dit stuk.
‘Wat Haydn met mij doet? In onze wereld moet je altijd ergens naartoe, het een is een stepping stone voor het ander, je streeft ergens naar. Maar in de Bijbel staat: geen zorgen over de dag van morgen. Het geluk vinden in het moment waarin je je bevindt, dat ervaar ik in Haydns muziek. Spanning en ontspanning, inademen, uitademen, ik vind dat bijna religieus. Haydn maakt me compleet. Hij geeft vreugde, optimisme, en ook treurigheid en eenzaamheid, en altijd zo fris alsof je als een kind de wereld in kijkt. Daarbij was Haydn een meester. Mijn vader was oorspronkelijk timmerman, hij kon je uitleggen hoe iets gefreesd was, hoe houtverbindingen in elkaar zaten, hij beheerste het vak. Bij Haydn gaat het ook om dat meesterschap: contrapunt, instrumentatie, dat gesprek tussen die stemmen, er is geen enkele compositie die niet vakkundig in elkaar zit.’
Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2022-23 nr. 2.