Ga direct naar: Hoofdinhoud
Ga direct naar: Hoofdnavigatie

George Wiegel gaat met pensioen

01 juli 2024
6 min leestijd

Twintig jaar lang was George Wiegel verbonden aan het Rotterdams Philharmonisch: van 1987 tot 1998 als eerste trombonist, de laatste negen jaar als algemeen directeur. Deze zomer gaat hij met pensioen en moet hij afscheid nemen van zijn orkest. ‘Een fantastische plek, ook voor mijn opvolger, om je volledig in onder te dompelen.’

Het gevoel dat je de hoofdprijs hebt gewonnen: George Wiegel heeft het tweemaal meegemaakt bij het Rotterdams Philharmonisch. De eerste keer was toen het orkest hem in 1987 benoemde als eerste trombonist. ‘De gelukkigste dag in mijn leven als musicus. In de auto terug naar huis had ik de hele weg zo’n enorme glimlach van oor tot oor.’ Het gebeurde opnieuw toen hij in 2015 bij het orkest kon terugkeren als algemeen directeur. Hetzelfde gevoel, dezelfde brede lach.

Deze zomer verlaat George het orkest voor de tweede keer – ditmaal om met pensioen te gaan, want zo zijn de regels.

‘Ik denk dat we een heel mooie periode hebben doorgemaakt met fantastische concerten’, antwoordt hij op de vraag om terug te blikken. ‘De glorieuze laatste jaren van Yannick als chef, de komst van Lahav – indrukwekkend met hoeveel gemak hij in de schoenen van zijn voorgangers stapte. De coronacrisis was een flinke kink in de kabel, maar het orkest heeft in die tijd geweldige dingen gedaan en we zijn heel gezond uit die jaren gekomen. Het speelniveau is hoog. Onze reputatie in binnen- en buitenland is sterk. Het gaat financieel weer goed, dat is ook even ingewikkeld geweest. En we boeken een prachtig resultaat in bezoekersaantallen, we hebben volle zalen en trekken steeds meer jong publiek – waar we jarenlang hard aan hebben gewerkt met elkaar, dat komt nu allemaal in één keer van de grond. We weten natuurlijk niet welke politieke ontwikkelingen er nog aankomen, maar we staan er prima voor. Dat is fijn.’

Ik heb nooit goed over mijn toekomst nagedacht
George Wiegel

Dat wil niet zeggen dat George’ opvolger achterover zal kunnen leunen.

‘Er ligt nog wel een uitdaging om die stijgende kwaliteitslijn vast te houden,’ waarschuwt hij, ‘om te zorgen dat we de financiering van het orkest op orde houden, dat we onze mensen goed kunnen betalen, en ook dat we met behulp van de steunstichtingen het instrumentarium kunnen blijven verbeteren. Dankzij de Vrienden hebben we de afgelopen jaren voor veel geld nieuwe instrumenten, strijkinstrumenten met name, voor het orkest gekocht. Dat begin je te merken in de kracht van het orkest en de kwaliteit van het geluid. Ieder jaar een paar mooie instrumenten in de verschillende groepen toevoegen om dat te versterken, heeft echt zijn effect.

Als het lukt om die stijgende lijn vast te houden, waar moet het orkest zich dan op richten?

‘Ik denk dat we ten eerste moeten vasthouden aan waar we heel goed in zijn. Het vaste repertoire, waar iedereen dol op is, op een geweldige manier uitvoeren: dat moet prioriteit één blijven. Prioriteit twee is dat we ook dingen doen met een ander maatschappelijk belang. Orkesten worden niet meer gezien als alleen maar een soort jukebox die speelt wat de liefhebbers graag willen horen; we moeten ook een machine zijn die iets voor de hele samenleving betekent. Dan gaat het niet zozeer over wát je speelt, het gaat erover hóe je het speelt, dat je die bevlogenheid overbrengt. Een van de dingen die we daarin heel goed doen, is de samenwerking met de mensen van het Erasmus MC in Muziek als Medicijn. Dat onderzoeksprogramma leert ons welke buitenmuzikale waarde er in onze muziek verstopt zit, en hoe we die misschien nog beter kunnen laten renderen in de wereld. We kunnen heel veel bijdragen aan het welzijn van mensen, in de stad en ook internationaal.’

‘Waar we jarenlang hard aan hebben gewerkt met elkaar, dat komt nu allemaal in één keer van de grond’.

Bedoel je dat de betekenis van het woord ‘kwaliteit’ voor ons orkest verandert?

‘Wat kwaliteit betekent hangt af van wat je doet. De kwaliteits-drive van het orkest op het podium is niet veranderd. Die zál ook niet veranderen. Die mág ook niet veranderen. Maar het is niet de zaligmakende kwaliteit voor alles. Wanneer je als orkest buiten de zaal gaat spelen, of een ensemble ergens heen stuurt, of met Muziek als Medicijn werkt, dan gelden er andere criteria. Neem nou die video van Beethoven 9, die we maakten in de lockdownperiode. Dat filmpje ging viraal, terwijl we er eigenlijk alle kwaliteitswetten mee hadden overtreden. Maar juist doordat we die conventies hadden losgelaten, bracht het iets over dat iedereen raakte. De buitengewone creativiteit van die periode is wel wat naar de achtergrond verdwenen toen we weer uit de lockdowns kwamen. Een heleboel dingen die we toen bedacht en uitgeprobeerd hebben, liggen nu stil.’

Zit dat je dwars?

‘Er staat veel op video en er zit ook veel in de hoofden van onze creatieve mensen. Wat nu stilligt, kan later weer worden opgepakt. Het gaat erom dat je erover blijft nadenken, dat je ziet dat die initiatieven waarde hebben als je ze terugbrengt. Soms moeten ideeën even incuberen om zich daarna toch te manifesteren. Maar, ja, ik had gehoopt dat ik op dat vlak meer zou kunnen achterlaten.’

Zo’n spoortje ontevredenheid hoort wel bij de ambitie om jezelf steeds te verbeteren.

‘Nou, daar moet je wel mee uitkijken. Ik heb in mijn tijd op het podium gemerkt dat die ontevredenheid ook een raar soort obsessie kan worden met een perfectie die misschien helemaal niet bereikbaar is. En dan overstemt je zelfkritiek de tevredenheid van iedereen voor wie je je best gedaan hebt. Heel eerlijk gezegd was dat wel een beetje met mij als trombonist aan de hand. Maar dat herkende ik pas in het lesgeven, toen ik zag dat een van mijn studenten dat ook aan het doen was. Mij heeft niemand ooit verteld dat het ongelooflijk dom is om zo de perfectie na te jagen. Het is goed om een beetje kritisch op jezelf te zijn, maar je moet ook begrijpen dat je iets doet wat je weggeeft aan anderen. Dus het is nog veel belangrijker wat het bij hén doet. Je moet het resultaat van wat je doet echt incasseren. De waardering voelen, ook als je het misschien niet helemaal perfect gedaan hebt.’

Zou je die inzichten na je pensioen niet willen blijven doorgeven aan jonge leidinggevenden?

‘Dat weet ik niet. Ik heb nooit goed over mijn toekomst nagedacht. Veel verder dan dat ik hier wilde zijn ben ik nooit gekomen. Nu denk ik: als mensen straks nog iets van me willen, dan weten ze me wel te vinden. Ik kijk ook wel uit naar de rust en de stilte. Naar het moment dat ik met de telefoon in mijn hand zit en denk: ik hóef er helemaal niet meer op te kijken. Maar ik weet niet hoe dat op de lange duur gaat zijn. Aanwezig zijn bij de concerten vond ik altijd een enorm feest, vooral het contact met het publiek. Ik zal er wel even aan moeten wennen dat dat binnenkort niet meer hetzelfde is. ‘Als je er vaak bent als directeur, dan weten de mensen wie je bent en zoeken ze je op in de pauze. Soms hebben ze al sinds dat de Doelen er is een abonnement, of zelfs nog langer. Ze zijn er altijd, ze hebben alles meegemaakt en ze kunnen zó enthousiast zijn over wat het orkest doet. En dat móeten ze dan even komen zeggen. Dat is zo mooi. In die zin is het een fantastische plek, ook voor mijn opvolger, om je volledig in onder te dompelen. Er is zoveel warmte als je je een beetje onder het publiek begeeft. Wij zijn echt hún orkest. En dat is wat je graag wilt voelen en bereiken.’

 

Tekst: Bart Diels        Foto: Eduardus Lee

Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2024-25 nr. 2.

Klantenservice
Blijf op de hoogte

Meld u aan voor onze nieuwsbrief en ontvang achtergrondinformatie, concerttips en algemeen nieuws.

Nieuwsbrief