Dvořáks stille liefde
Wie goed luistert, hoort in Antonín Dvořáks Celloconcert een verborgen boodschap: een liefdesverklaring aan zijn schoonzus Josefína.
In het Praagse Provisorisch Theater van de jaren 1860 was Josefína Čermáková de jonge ster van het toneel. Muziekstudent Antonín Dvořák, die er altviool speelde in het theaterorkest, viel als een blok voor haar charme en talent. Josefína vond Antonín een aardige jongen, maar een serieuze partij zag ze niet in hem. Toch zou Antonín een prominente plaats in haar leven houden: hij trouwde met haar zus Anna en werd zo haar zwager. Antonín bleef altijd een stille liefde koesteren voor Josefína. En ook al werd die niet volledig beantwoord, het betekende veel voor hem te weten dat zij zijn lied Kéž duch můj sám (‘Laat me alleen’) zo mooi vond. Dat lied speelde dan ook direct weer door zijn gedachten toen Josefína hemeind 1894 schreef dat ze erg ziek was en niet lang meer zou leven. Antonín woonde en werkte toen in New York: het zag ernaar uit dat hij Josefína nooit meer zou zien. In het adagio van het Celloconcert dat hij op dat moment componeerde, verwerkte hij een melodie uit het lied: de regels ‘Hij houdt van mij! Ach, vergun me de vrede die dat me geeft.’ Kort nadat Antonín terugkeerde uit de Verenigde Staten, met in zijn koffer het voltooide Celloconcert, overleed Josefína. Daarop herzag hij de finale van zijn concert: vlak voor het slot voegde hij – in een vioolsolo, begeleid door houtblazers – de openingsmelodie van het lied in, als een laatste groet: ‘Laat me alleen door mijn droomwereld gaan.’ Zo werd het Celloconcert een lied zonder woorden – of eigenlijk met.
Laat me alleen door mijn droomwereld gaan.
Laat niet de lust uit mijn leven verdwijnen.
Laat mij de heerlijkheid, laat mij de pijnen
waarvan ik vol ben sinds ik hem zag staan.
Laat me alleen! Laat jouw luidruchtigheid
de kalme rust in mijn hart niet verstoren.
Waar ik ook ben, ik wil hém zien en horen,
laat me alleen met ’t licht dat hij verspreidt.
Vraag niet van wat voor soort tovenarij
ik zo vervuld ben,je zou het niet snappen:
zijn liefde, die me naar adem laat happen,
zijn liefde, die slechts bestemd is voor mij.
Laat mij alleen met de last die mij plaagt
van hete kwelling, van louter verrukking;
kom jij, mijn hart, daardoor in de verdrukking,
weet dan: de liefste gaf wat jij nu draagt.
Laat mij alleen in mijn droomwereld staan.
Hij houdt van mij! Ach, vergun me de vrede
die dat me geeft – want daarvan afgesneden
zou mijn ziel hunkerend ten onder gaan.
Otilie Malybrok-Stieler
Tekst: Bart Diels
Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2023-24 nr. 4.