Beeldbellen met: John Adams
Met De Staat van Louis Andriessen en zijn eigen Harmonielehre brengt de Amerikaanse dirigent John Adams twee imposante werken mee naar Rotterdam. John Adams over beide composities waarvan de een insloeg als een bom en de ander nog altijd immens populair is.
Oude liefde roest niet. Begin jaren tachtig dirigeerde John Adams de Amerikaanse première van De Staat en nog steeds voelt hij een bij zondere band met dit iconische werk van Louis Andriessen. ‘Het voelt een beetje als mijn Nederlandse lijfstuk. Voor mij is het een van de masterpieces van de Nederlandse muziek. Ik heb het na die Amerikaanse première nog een aantal keren gedirigeerd, waaronder in Carnegie Hall. Helaas wordt het niet zo vaak geprogrammeerd, vermoedelijk omdat het geen standaard orkestbezetting is. Louis geeft de strijkers vrij af, behalve vier altviolisten, en gebruikt ‘afwijkende’ orkestinstrumenten als elektrische gitaren. Voor de meeste orkesten best een financiële uitdaging om dit werk te programmeren. Daarbij is het geen makkelijk stuk, de repeterende klanken vergen veel van de musici en luisteraar. Maar die variatie in herhalingen is nou juist ook de kracht van dit werk, ik vind dat iedereen het tenminste een keer gehoord moet hebben.’
Wat is voor u typisch Louis Andriessen?
‘Begin jaren tachtig was ik als artistiek adviseur verbonden aan de San Francisco Symphony, in de tij d dat Edo de Waart er chef-dirigent was. We vroegen Louis een compositie te maken en voor de première van De snelheid kwam hij over naar Amerika. Ik zie hem nog voor me, met zijn leren jasje en sigaret in zijn mond, duidelijk een rebel. ‘De première vond plaats op zondagochtend en de zaal was gevuld met veelal mensen op leeftijd. Na de openingsakkoorden schoot de halve zaal van hun stoel, de elektrische gitaren en versterkte woodblocks zetten de boel op stelten. Dat was typisch Andriessen: een kwajongen die niet meeging met de massa en zijn eigen pad volgde.’
"Ik zie Louis nog voor me, met zijn leren jasje en sigaret in zijn mond, duidelijk een rebel."
De Staat
De première van De Staat in 1976 was memorabel in het Nederlandse muziekleven. Het werk sloeg in als een bom. ‘Hoe beschrijf je de sterretjes die de klap van Louis Andriessens De Staat veroorzaakte?’ schreef de Volkskrant. Vier jaar lang – van 1972 tot 1976 – had Andriessen aan zijn magnum opus gesleuteld. Hij liet zich inspireren door Plato’s Politeia. Andriessen over De Staat: ‘Ik schreef De Staat als een bijdrage aan het debat over de verhouding tussen muziek en politiek. Veel componisten zien hun werk als iets dat op de een of andere manier boven sociale invloeden staat. Dat onderschrijf ik niet. De manier waarop je muzikaal materiaal arrangeert, de technieken die je gebruikt, en het soort instrumenten waarvoor je schrijft, worden grotendeels bepaald door je eigen sociale achtergrond en luisterervaring, en de beschikbaarheid van financiële ondersteuning.’
Harmonielehre
In 1985 beleefde Adams’ Harmonielehre zijn première onder leiding van Edo de Waart, uitgevoerd door de San Francisco Symphony. In dit vroege werk van Adams is weinig te horen van het minimalisme waar hij later vooral mee geassocieerd werd maar is eerder sprake van veel harmonische dynamiek en rijke klankkleuren. Harmonielehre is een driedelig stuk, elk deel geïnspireerd door verschillende bronnen. Het eerste deel put uit een droom van Adams zelf, waarin hij een gigantische tanker uit de baai van San Francisco zag opstijgen. Het tweede deel, ‘The Amfortas Wound’, verwijst naar de gewonde bewaker van de Heilige Graal in Wagners Parsifal. Het derde deel, ‘Meister Eckhardt and Quackie’, is een vrije associatie waarin Adams een beeld oproept van een vliegende middeleeuwse mysticus, met zijn eigen dochter – bijgenaamd Quackie – op zijn schouders.
Uw Harmonielehre is bijna veertig jaar ‘oud’ en nog altijd immens populair, wat vindt u daarvan?
‘Stravinsky constateerde aan het eind van zijn leven dat het publiek alleen nog maar zijn Sacre wilde horen, terwijl hij zoveel ander werk te bieden had. Daar begint het met Harmonielehre ook naar te neigen, al dirigeer ik het werk nog steeds heel graag. Daarbij was het een speciaal verzoek van de musici van het Rotterdams Philharmonisch Orkest om dit werk samen uit te voeren, wie ben ik dan om te weigeren?’
U bent sinds 1987 regelmatig in Nederland. Hoe ervaart u het momenteel hier?
‘Ik voel mij erg thuis hier, misschien omdat de Nederlandse mentaliteit goed aansluit bij die van de Amerikanen: hard werken en niet zeuren en waar nodig wat humor. Ik lees dagelijks een aantal Europese kranten en houd mijn hart vast bij de ruk naar rechts. Het politieke klimaat gaat gepaard met de smaak van het publiek, soms lijkt het alsof er alleen nog maar behoefte is aan eendagsvliegen in grote poppaleizen. Soms lijkt het alsof de jeugd niet meer geïnteresseerd is in klassieke cultuur. Dat stemt me soms pessimistisch, maar wanneer ik dan weer lesgeef en met enthousiaste studenten discussieer, dan voel ik dat er hoop is.’
Tekst: Inge Jongerman Foto: Vern Evans
Dit artikel verscheen eerder in Intrada, jaargang 2024-25 nr. 3.